Ezechiël ziet in een visioen de nieuwe tempel
1-2In het vijfentwintigste jaar van onze ballingschap, op de tiende dag van de eerste maand, werd ik overweldigd door de macht van de Heer. Het was op de dag af veertien jaar na de val van Jeruzalem. In een visioen voerde God mij naar Israël. Daar zette hij me neer op een zeer hoge berg. Op de zuidhelling was iets gebouwd dat op een stad leek. 3Hij bracht me erheen en daar zag ik in een poort een man staan die eruitzag alsof hij van brons was. In zijn hand hield hij een meetlint en een meetlat. 4Hij sprak mij aan: ‘Let goed op, mensenkind! Gebruik je ogen en oren en richt al je aandacht op wat ik je laat zien. Want daarvoor ben je hierheen gebracht; het is jouw taak alles wat je hier te zien krijgt aan het volk van Israël bekend te maken.’
Het buitenplein met zijn poortgebouwen
5Ik zag tempelgebouwen die omgeven waren door een buitenmuur. De man had een meetlat van zes el lengte en daarmee nam hij de dikte en de hoogte van de muur op. Beide waren zes el. 6Daarna ging hij naar het oostelijke poortgebouw. Hij besteeg de trappen en mat de poortingang op; deze was zes el diep. 7-10Daarachter lagen in de poort aan weerszijden drie wachtlokalen. Deze lokalen hadden gelijke afmetingen, zes bij zes el; de muren ertussen waren elk vijf el dik. Een doorgang van zes el diep voerde naar de portiek van de poort aan de binnenzijde. Ook van de portiek nam hij de maten op: deze was acht el diep; de pijlers van de portiek waren twee el dik. 11Vervolgens mat de man de ingang van het poortgebouw. De deuropening was tien el, de totale breedte dertien el. 12Voor de wachtlokalen van elk zes el in het vierkant bevond zich aan beide kanten van de gang een afscheiding van een el hoogte. 13Daarna berekende hij de afstand van de achtermuur van een van deze wachtlokalen tot de achtermuur van het lokaal ertegenover: vijfentwintig el; dat was de breedte van het poortgebouw. 14Ook berekende hij de breedte van de portiek: twintig el. Het buitenplein omringde de portiek aan alle kanten. 15De lengte van het hele gebouw, vanaf de ingang aan de voorkant tot aan de buitengevel van de portiek, was vijftig el. 16In het gebouw waren aan alle kanten, in de wachtlokalen, de tussenmuren en in de portiek, schuin toelopende vensters aangebracht De tussenmuren waren met afbeeldingen van palmen versierd.
17Vervolgens bracht de man me naar het buitenplein. Rondom het plein lagen aan alle zijden vertrekken met een wandelstraat ervoor. Aan de wandelstraat lagen dertig vertrekken. 18Deze straat lag aan de zijkant van de poortgebouwen over dezelfde lengte als de poort. Dit was de benedenstraat. 19De man mat de afstand tussen de achtermuur van het oostelijke poortgebouw en het poortgebouw dat naar het binnenplein leidde: honderd el.
20Ook van het noordelijke poortgebouw aan het buitenplein nam hij de lengte en de breedte op. 21De drie wachtlokalen aan weerszijden van de gang, de tussenmuren en de portiek hadden dezelfde afmetingen als die van het oostelijke poortgebouw. De lengte van het poortgebouw was vijftig el, de breedte vijfentwintig el. 22De vensters van de portiek en de palmversieringen kwamen geheel overeen met die van het oostelijke poortgebouw. Langs zeven treden kwam men deze poort binnen. De portiek lag aan de binnenzijde. 23Tegenover dit noordelijke poortgebouw lag ook een poortgebouw dat naar het binnenplein leidde, juist als bij de Oostpoort. Hij mat de afstand tussen beide gebouwen: honderd el.
24De man bracht me vervolgens naar de zuidkant. Ook daar lag een poortgebouw. Hij nam de maten op van de tussenmuren en van de portiek; zij kwamen overeen met die van de andere gebouwen. 25Overal waren vensters aangebracht, ook in de portiek. De vensters waren gelijk aan die van de andere poorten. De lengte van het gebouw was vijftig el, de breedte vijfentwintig el. 26Langs zeven treden kwam men deze poort binnen. De portiek lag aan de binnenzijde. De tussenmuren aan beide zijden van de gang waren versierd met palmen. 27Ook tegenover dit poortgebouw was een ander poortgebouw dat naar het binnenplein leidde. Hij mat de afstand tussen beide gebouwen: honderd el.
Het binnenplein met zijn poortgebouwen
28Toen bracht de man me door het zuidelijke poortgebouw naar het binnenplein. Eerst nam hij van dit gebouw de maten op; zij kwamen overeen met die van de andere gebouwen: 29-30de wachtlokalen, de tussenmuren en de portiek waren even groot en er waren overal vensters aangebracht, ook in de voorhal. De lengte van het gebouw was vijftig el, de breedte vijfentwintig el. 31De portiek kwam uit op het buitenplein. De tussenmuren waren versierd met palmen. Langs acht treden kwam men deze poort binnen.
32Daarna bracht de man me langs de oostkant naar het binnenplein. Hij nam het poortgebouw op; het had dezelfde afmetingen als de andere gebouwen. 33De wachtlokalen, de tussenmuren en de portiek waren even groot als die van de overige gebouwen. Er waren overal vensters aangebracht, ook in de voorhal. De totale lengte van het gebouw was vijftig el, de breedte vijfentwintig el. 34De portiek kwam uit op het buitenplein. De tussenmuren waren aan weerszijden versierd met palmen. Langs acht treden kwam men deze poort binnen.
35Vervolgens bracht de man me naar het noordelijke poortgebouw. Hij nam het op; het had dezelfde afmetingen als de andere gebouwen. 36Ook hier bevonden zich wachtlokalen, tussenmuren en een portiek, en waren overal vensters aangebracht. De lengte van het gebouw was vijftig el, de breedte vijfentwintig el. 37De portiek kwam uit op het buitenplein. De tussenmuren waren aan weerszijden versierd met palmen. Langs acht treden kwam men de poort binnen.
38Er was ook een vertrek waarvan de ingang in de portiek van de poortgebouwen lag. Daarin werden de stukken vlees voor het brandoffer schoongespoeld. 39In de portiek zelf stonden aan beide kanten twee tafels waarop de offerdieren geslacht werden voor de brandoffers, de offers voor de zonde en de boeteoffers. 40Buiten, bij de ingang, tegen de zijmuren van de portiek, stonden eveneens aan elke kant twee tafels. 41In totaal waren er dus acht tafels om op te slachten, vier binnen en vier buiten het poortgebouw. 42-43De vier tafels voor het brandoffer waren van gehouwen steen, anderhalve el lang, anderhalve el breed en een el hoog. Rondom het gebouw liep een richel van een handbreedte. Hierop werd het gereedschap gelegd dat nodig was voor het slachten van de dieren voor de brandoffers en de vleesoffers. Op de tafels zelf werd het offervlees neergelegd.
44Aan het binnenplein lagen nog twee vertrekken: het ene vertrek lag naast het noordelijke poortgebouw en zag uit op het zuiden, het andere vertrek lag naast het zuidelijke poortgebouw en zag uit op het noorden. 45De man zei tegen me: ‘Het vertrek dat naar het zuiden is gericht, is bestemd voor de priesters die in de tempel dienstdoen. 46Het andere vertrek, dat naar het noorden is gericht, is voor de priesters die dienstdoen bij het altaar. Dat zijn de nakomelingen van Sadok, de enige levieten die het heiligdom mogen binnengaan om de Heer te dienen.’
De eigenlijke tempel
47De man mat het binnenplein op; het was vierkant, honderd bij honderd el. Het altaar stond voor de tempel. 48Hij bracht me naar de voorhal van de tempel en nam de maten op van de muren aan weerszijden van de ingang. Ze waren vijf el dik. De ingang van het tempelgebouw was veertien el breed, de pijlers aan weerszijden ervan waren elk drie el breed. 49De voorhal was twintig el breed en twaalf el diep. Langs tien treden kwam men de tempel binnen. In de ingang vlak naast de pijlers stonden twee zuilen, aan elke kant één.